Vroeger, toen ik klein was, vroeg ik voor mijn verjaardagen niks anders dan een paar viltstiften, papier en schaartjes. Het liefst was ik in de weer om te proberen iets te maken van een stukje papier. Hoewel ik mijn hobby nu niet meer uitvoer, zie ik soms mensen aan de start staan die aardig creatief zijn geweest met hun rugnummertje. Sommige rugnummers zien eruit alsof hun eigenaren een poging hebben ondernomen om er een heuse Japanse origami van te vouwen. Vervolgens kwamen ze er toch achter dat hun vouwkunsten te wensen overlieten en speldden ze het verfrommelde lapje maar op hun shirt. Je kunt erover twisten of het nummertje niet gewoon al in de knel had gezeten in hun tas voordat het opgespeld werd.

Er zijn ook mensen die er veel meer werk in steken en er duidelijk een heel project van maken. Ik heb al haaienvinnetjes gezien die erin geknipt waren en vervolgens naar buiten gevouwen. Of dit voor de aerodynamica is, voor de warmte of voor iets wat tussen je oren zit, is mij een raadsel. Wanneer je het nummer dan platstreek, was dit inderdaad nog intact. Iets wat geloof ik belangrijk is voor de jury.

Jammer is dat niet alle nummers zich lenen om de creativiteit tot uiting te laten komen. De huidige rugnummers die gebruikt worden bij de Nederlandse wedstrijden en de Benelux Cup zijn nogal stug, onbeweeglijk en dik. Toen ik er de eerste keer een opspeldde in de teamtent, zat ik te mopperen en mijn frustraties kwamen onbedoeld nogal ‘lullig’ mijn strot uit: “Hoe moet ik zo’n hard ding nu weer op mijn rug krijgen.” In een tent vol met jongens had ik beter moeten weten en ik heb nogal wat commentaar gekregen op de formulering van deze zin…

De enige variatie die je met deze nummers kunt krijgen. is hoe ze dan opgespeld zijn. De één heeft er moeite mee om recht te spelden – ik eigenlijk ook, maar ik kan dat zelf niet zien. En de ander lijkt nogal veel waarde te hechten aan zijn nummer en speldt dit het liefste op met twintig spelden. Al schijnt dit wel te gebeuren om te zorgen dat het nummer niet zo wappert. Toen ik dat hoorde, ben ik ook maar iets meer spelden gaan gebruiken; niets is zo irritant als een wapperend nummer. Je moet dan wel zorgen dat je genoeg spelden hebt – een wankel puntje bij mij. Daarnaast moet je ook nog eens verdomd sterke spelden hebben om te zorgen dat ze niet krombuigen wanneer je ze door het nummer probeert te prikken. En als je dat voor elkaar hebt, heb je meestal inmiddels jezelf ook al geprikt.

Het moge duidelijk zijn: die rugnummers zijn niet mijn favoriet. Hoewel het ongeloofwaardig over kan komen: ik ben ze echt niet met opzet vergeten. Nu zijn ze dit jaar erg vriendelijk, waardoor ik eerst al een compleet ander nummer heb gekregen en daarna een blanco nummer waar met pen mijn nummertje opgeschreven is. Maar in het verleden heb ik ook al eens een nummer gekregen waarop met stift ‘Flappie’ geschreven was. Om de jury niet in verwarring te brengen, ben ik toen wel expres vergeten om met rugnummer te starten.

Britt van den Boogert

Bikefreak-magazine